Op 31 januari 1896 wordt Pieter Bastiaan Jan IJzerman in Diemen geboren als zoon van onderwijzer en schoolhoofd Arie IJzerman (Leerdam 1866) en Arendje Albertina van der Esch (Leerbroek 1866). Hij groeit op in Bloemendaal, doet de HBS in Haarlem en de MTS in Amsterdam. Hij heeft interesse voor techniek en scheepvaart. Zo werkt IJzerman bij de machinefabriek Delfshaven in Rotterdam, bij Stoomvaart Maatschappij Nederland in Amsterdam en de Werf Conrad in Haarlem. In 1920 trouwt hij in Heemstede met Elisabeth Berendina – Bep – van Waveren (Hillegom 1897). Zij is de dochter van de president-commissaris van de Veluvine-verffabriek in Nunspeet. In 1920 wordt IJzerman daar adjunct-directeur en in 1921 directeur. Net als de oprichter van de fabriek François Adriaan Molijn is hij geïnteresseerd in sociale vraagstukken en zet zich in om de arbeidsomstandigheden van zijn werknemers te verbeteren. IJzerman wil bijvoorbeeld een goed salaris en pensioen en maakt zich hard voor weduwen- en wezenzorg. Piet is een opgewekte, sportieve en geliefde figuur, die graag op de voorgrond treedt en Nunspeet promoot. Hij heeft verschillende bestuursfuncties en doet namens de Liberale Staatspartij ‘De Vrijheidsbond’ mee met de gemeenteraadsverkiezingen. IJzerman woont in villa Bloemenheem aan de F.A. Molijnlaan 71 in Nunspeet met zijn vrouw en vier kinderen: Maria Theodora – Marijke – (1923), Abram Arie (1925), Peter Arend (1929) en Jan Erlo (1931).
De oorlog
In de oorlog gaat IJzerman samen met zijn oudste zoon Bram (1925) in het verzet. Om zijn personeel te behoeden voor de Arbeitseinsatz houdt hij de fabriek open, ook al moet er bijvoorbeeld camouflageverf aan de Duitse Wehrmacht worden geleverd. Deze gedwongen leveranties saboteert IJzerman waar mogelijk. Hij slaagt erin om tot het einde van de oorlog zijn personeel aan de fabriek te houden. IJzerman heeft met veel verzetsgroepen contact. Hij werkt samen met Dionisius Dirk Bakker uit Nunspeet samen (eveneens gefusilleerd bij het Rademakersbroek). Opa Bakker is een van de initiatiefnemers van onderduikkamp het Verscholen Dorp in de bossen bij Vierhouten, dat IJzerman ondersteunt. Ook heeft hij contact met Berend Dijkman uit Ermelo, alias Piet van de Veluwe. In KP-verband heeft hij contact met Marinus Post, alias Evert. In villa Bloemenheem wordt ’s avonds regelmatig door het verzet overlegt, bijvoorbeeld om de overval van een distributiekantoor voor te bereiden. Thuis en in de fabriek vinden Joden en geallieerde piloten bescherming. IJzerman regelt ook andere onderduikplekken, verzorgt bonkaarten en ondersteunt met geld. Hij helpt de illegale pers financieel en praktisch met zijn connecties, smokkelt wapens, laat spoorlijnen en kabels saboteren en verricht spionagewerk. Vrienden en kennissen probeert hij uit kampen en gevangenissen vrij te krijgen. Hij biedt “hulp aan iedereen in nood,” aldus zijn weduwe na de oorlog (bron: aanmeldformulier Erelijst). Met zijn zoon Bram hoort IJzerman tot de LO in Nunspeet. Ook is hij vanaf eind 1942 plaatselijk commandant van de OD en vanaf de zomer van 1944 commandant van de RVV. Najaar ’44 gaat IJzerman op in de Binnenlandse Strijdkrachten, gewest 6 Veluwe, district Harderwijk.

IJzerman duikt tijdens de oorlog slechts een keer kort onder, om al snel zijn dagelijkse werkzaamheden weer te hervatten. Op 18 januari 1945 wordt hij ‘s ochtends vroeg thuis met zijn vrouw en Bram opgepakt en afgevoerd naar de Jan van Schaffelaerkazerne in Ermelo. Na de oorlog schrijft zijn vrouw dat de bezetter hem verdacht van het doorgeven van springstof. De verhoren door de SD zijn zeer zwaar – maar IJzerman zwijgt – en de omstandigheden in de cel erbarmelijk. Het is er donker en koud en het eten slecht, maar hij weet samen met zijn celgenoot strozakken, een emmer water, bestek en voedselpakketten te regelen. Tot 13 februari zitten vader en zoon vast in Ermelo. Daarna wacht de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Moeder IJzerman komt op 24 februari vrij en er wordt veel moeite gedaan om Piet en Bram vrij te krijgen. Aanvankelijk lijken ze de doodstraf te ontlopen, maar op 26 februari zitten beide mannen in De Kruisberg. Op 9 mei 1945 worden ze samen met Rademakersbroek-slachtoffers Opa Bakker en Bram Baar in Nunspeet begraven. Personeel van de Veluvine-fabriek escorteert de kist van hun directeur. Bij de fabriek wordt een grote krans aan de lijkkoets gehangen en de vlag hangt halfstok. De graven van IJzerman, zijn zoon Bram, Bakker, Baar en een andere verzetsman uit Nunspeet vormen een monument op het Nieuwe Kerkhof, nu begraafplaats Nunspeet-Oost.
